Interview met bestuurslid Sander Breugelmans

Sander Breugelmans

Head of capital deployment Europe bij de internationale logistiek vastgoedontwikkelaar en -investeerder Prologis in Amsterdam

Je bent een van de oprichters van Dilas. Waarom moest die brancheorganisatie er komen?

“Omdat er in Nederland ruimte moet blijven voor duurzame logistiek. Ondanks dat iedereen in de coronaperiode heeft kunnen zien hoe belangrijk logistiek is, lijkt het draagvlak voor het vestigen of uitbreiden van distributiecentra af te nemen. Dat heeft weerslag op het overheidsbeleid en veel van de beperkende maatregelen die daaruit voortvloeien schaden de economische ontwikkeling van Nederland. Daar maak ik mij zorgen over en wil ik iets aan doen. Ik werk al meer dan 17 jaar in het logistiek vastgoed en ken veel mensen in de sector. Op die manier kwam ik in aanraking met het initiatief van Bas Geijtenbeek en Joffrey Lagaunne om een netwerkorganisatie op te richten voor professionals in het industrieel en logistiek vastgoed. We raakten in gesprek en omdat onze analyse van de huidige ontwikkelingen en ideeën over de aanpak daarvan sterk overeenkomen, besloot ik mee te doen. Door als sector samen op te trekken kunnen we tegenwicht bieden aan het negatieve beeld, het belang van industrie en logistiek beter onder de aandacht brengen, kennis verzamelen en delen en een gesprekspartner zijn van overheden.”

Wat zie jij als belangrijkste doel van Dilas?

“Daar zou ik graag doelen van willen maken, want in mijn ogen zijn dat er drie. Het zijn van een verbinder is daarvan de eerste. Dilas moet de sector van het industrieel en logistiek vastgoed, de gebruikers daarvan, overheden en andere partijen die een rol spelen bij de ruimtelijke invulling, energiebedrijven, netwerkbeheerders en maatschappelijke organisaties bij elkaar brengen. Zodat we gezamenlijk kunnen werken aan oplossingen voor de uitdagingen waarvoor we gesteld staan. Het tweede doel is kennis verzamelen en verspreiden. Onder meer door als kennispartner op te treden voor de overheid en er op die manier voor zorgen dat er beleid gemaakt wordt op basis van de juiste informatie en feiten. De eerste twee doelen moeten bijdragen aan het derde en hoofddoel van Dilas: een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Nederland door een goede inpassing van logistiek.”

Wat is jouw rol in het bestuur?

“In het begin van mijn carrière werkte ik een aantal jaar voor vastgoedbedrijven in de VS. Daarna kwam ik bij het internationaal actieve Prologis in dienst. Dat is de grootste ontwikkelaar en investeerder in logistiek vastgoed in de wereld. Daardoor kan ik met een ‘internationale pet’ naar de Nederlandse situatie kijken. Dat is wat ik als bestuurslid inbreng bij Dilas, samen met een groot netwerk in het logistiek vastgoed en veel kennis op dat gebied. Prologis investeert veel in research en kennis. Door onze omvang en reikwijdte hebben we, naast de ambitie, ook de mogelijkheid om voorop te lopen bij het duurzaam plannen, ontwerpen en bouwen van onze gebouwen. Door deel te nemen aan Dilas kunnen we met die kennis en ervaring een bijdrage leveren aan het verder innoveren en verduurzamen van de sector.”

Waar staan Dilas en de sector voor industrieel en logistiek vastgoed over vijf jaar?

“Ik hoop dat we tegen die tijd het grote belang van de industrie en logistiek voor Nederland goed op de kaart hebben gezet. En dat dit terug te zien is in het beleid, in de zin dat er meer rekening gehouden wordt met de waarde van de sector voor onze economie en maatschappij. Daarnaast hoop ik dat we dan een erkend kennispartner van de overheid zijn. Dat het een logische stap is voor overheden om zich ook tot ons te richten bij vraagstukken over ruimtelijke ordening. Als het om de stichting zelf gaat, zie ik een organisatie voor me die uit veel actieve leden bestaat die met initiatieven komen en zich enthousiast en gedreven inzetten voor de doelstellingen van Dilas.”

Wat zijn de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen die je waarneemt in de branche?

“Dat zijn er verschillende. Om te beginnen: de verduurzaming van gebouwen. Bij zowel gebruikers, investeerders als eigenaren neemt de focus daarop sterk toe. Dat zie je onder meer terug in de enorme groei van zonnepanelen voor het opwekken van groene energie en het recordaantal BREEAM-certificaten dat wordt toegekend aan DC’s. Daarnaast neemt de behoefte aan faciliteiten voor duurzame mobiliteit bij de gebouwen toe. Onder andere met het oog op de invoering van zero-emissiezones in veel binnensteden in 2025. Daardoor komt er, nu al en in de komende jaren, veel vraag naar (extra) laadinfrastructuur en groene stroom bij de terreinen. Verder denk ik dat we als sector veel meer kunnen doen aan een betere inpassing van logistieke centra in het Nederlandse landschap. Dat kan door meer aandacht te besteden aan architectuur en groen en beter samen te werken met de gemeenschap en omwonenden. Ook zou je daarbij kunnen denken aan functiemenging of stapeling.”

Wat beschouw je als het grootste knelpunt in het vestigingsklimaat?

“Dat zijn er naar mijn mening drie. Als eerste is dat het gebrek aan ruimte voor logistieke ontwikkeling. De steeds complexere regelgeving en langer durende vergunningentrajecten zijn knelpunt twee. Die maken het steeds moeilijker om projecten van de grond te krijgen. De voortdurende stikstofcrisis speelt daarbij ook een rol. En als dan eindelijk het licht op groen staat, blijkt het steeds moeilijker te zijn om aangesloten te worden op het elektriciteitsnet. Het gebrek aan capaciteit op het net is dan ook nummer drie.”

Welke rol kan Dilas spelen bij het oplossen daarvan?

“Hoe belangrijk logistiek is voor Nederland is bij beleidsmakers en maatschappij veel te onbekend. De toegevoegde waarde van de sector is meer dan 30 miljard euro. Het is het kloppende hart van onze economie en dat feit moet beter voor het voetlicht worden gebracht. Daar ligt een taak voor ons. Daarom zoeken we actief de publiciteit en herhalen we in onze gesprekken met onder meer de overheid steeds weer de feiten met betrekking tot het economisch belang en het daadwerkelijke ruimtegebruik van de logistiek – iets meer dan 0,13% van de totale oppervlakte van Nederland. Wij willen als sector actief bijdragen aan het zo goed mogelijk inpassen van logistiek vastgoed in het landschap. Daar denken we graag actief over mee. Dat doen we ook als het gaat om congestie en krapte op het net. Op dat vlak hebben we inmiddels de nodige innovatieve praktijkvoorbeelden verzameld, uiteenlopend van op energiegebied zelfvoorzienende bedrijfsterreinen tot aan bedrijven in de industrie en logistiek die met bijvoorbeeld restwarmte en te veel opgewekte elektriciteit hun omgeving van energie voorzien.”

Wat vind jij een mooi voorbeeld van een recent industrieel of logistiek gebouw? En waarom?

“Beetje flauw misschien, maar dan kies ik voor een van onze eigen projecten: Prologis Park Tilburg DC5. Een bijzonder project, waar we erg trots op zijn. In overleg met de gemeente en omwonenden hebben we dit DC zo goed mogelijk ingepast in de omgeving. Zo zijn aan de randen van het terrein recreatievoorzieningen en -paden aangelegd waarvan iedereen gebruik kan maken, is met ecologen gewerkt aan de biodiversiteit en fungeert het dak als energiecentrale met een centrale batterij waarin opgewekte energie wordt opgeslagen en ingezet om het gebouw en de omgeving van groene stroom te voorzien. Verder hebben we, als eerste ontwikkelaar in de wereld, bij dit project een pilot gehouden met de WELL Building Standard voor een distributiecentrum. Die internationale norm voor een gezonde en welzijnsverhogende werkomgeving richt zich op lucht, water, voeding, licht, fitness, comfort en geest. Met die pilot hebben we bijgedragen aan de ontwikkeling van een standaard die de gezondheid en het welzijn van werknemers in distributiecentra beter beschermt en bovendien bevordert. Van het international WELL Building Institute ontving Tilburg DC5 in 2019 als eerste DC ter wereld het WELL Certificaat Gold. De WELL-normen voor logistieke gebouwen hebben we inmiddels in meerdere ontwerpen toegepast, waaronder bij die van Prologis Park Nieuwegein DC2.”