De inkt van het inschrijfformulier om deelnemer te worden van Dilas is nog maar net opgedroogd als we Danny Levenswaard, director Breakbulk bij de Port of Rotterdam, spreken. Desondanks weet hij moeiteloos een inhoudelijke discussie te voeren over het inpassen van logistiek vastgoed en het belang daarvan voor de BV Nederland. “De logistieke stromen groeien de komende jaren. Daarom moeten we nu al nadenken over de duurzame inpassing.”
Kun je ons meenemen in wat jij doet bij het Havenbedrijf?
“In mijn team van tien medewerkers zijn we georganiseerd rondom product-marktcombinaties. In mijn rol ben ik bezig met alle commerciële activiteiten gericht op partijen in breakbulk en roll-on-roll-off-lading. Breakbulk omvat grote en zware producten of halffabrikaten die niet in standaardcontainers passen, zoals staal, aluminium, papier en projectlading. We hebben verschillende terminals in het havengebied voor deze activiteiten. We richten ons als team ook op agrofood en warehousing. Wat betekent dat we ons bezighouden met bedrijven die zich toeleggen op de opslag van bijvoorbeeld general cargo en chemische producten, maar ook op de op- en overslag van fruit, vis, vlees en allerlei diepvries- en verse goederen. Voor dit segment hebben we naast de warehouses voor general cargo dan ook verschillende koel- en vrieshuizen in de haven. Niet alleen deze segmenten, maar ook de leveranciers voor de scheepvaart en industrie, vallen onder mijn verantwoordelijkheid. Bij al die takken van sport speelt logistiek een belangrijke rol, evenals het logistiek vastgoed daarvan.”
Waarom zijn jullie deelnemer bij Dilas geworden?
“Als team houden we regelmatig gesprekken over de ontwikkeling van warehousing in de haven. Er is een grens aan het aantal green field-locaties in de haven. We zitten nagenoeg vol. Daarom kijken we naar aanvullende mogelijkheden om de logistieke stromen door te laten gaan. Dat kan in de haven zijn, waar we binnen het bestaand gebied kijken naar mogelijkheden om kleinere verouderde terreinen samen te voegen voor herontwikkeling, de zogeheten brown field-ontwikkelingen. Daarnaast kijken we waar mogelijk ook naar innovatieve ontwikkelingen, zoals meerlaagse warehouses. Echter, we richten onze blik niet alleen op het havenindustrieel complex, maar ook daarbuiten. Kunnen we bijvoorbeeld ontwikkelingen realiseren door samen te werken met ontwikkelaars, gemeenten, regio’s en provincies? Die vraag viel samen met de verdozingsdiscussie die Wouter Veldhuis, rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving, aanzwengelde. Deze discussie ging naar mijn mening voorbij aan het economische belang van distributie en logistiek vastgoed voor het verdienvermogen van Nederland. En voorbij aan de mogelijkheden om logistiek vastgoed mooier en beter in te passen. Dilas is een partij die tegenwicht kan geven en dat belang voor het voetlicht kan brengen. Daar kunnen ook wij, als Havenbedrijf, onze inbreng bij hebben. Dat is pure winst.”
Waarom is de inpassing van logistiek vastgoed van groot belang?
“Logistiek en logistiek vastgoed hebben een belangrijke functie in de economie zoals deze in Nederland is georganiseerd. Als die disciplines niet de ruimte krijgen in Nederland, doet dat afbreuk aan ons verdienvermogen als land, maar ook afbreuk aan onze welvaart. Daarbij komt dat logistiek, met het toenemen van het aantal circulaire stromen, van wezenlijk belang is om de duurzaamheidstransitie vorm te geven. Trek je dat door dan is logistiek vastgoed deel van de oplossing en niet deel van een probleem. Ik vind het daarom goed dat Dilas nuancering aan de verdozingsdiscussie geeft en dat er tegelijkertijd voorbeelden op tafel komen van een duurzame en maatschappelijke inpassing van warehouses. Die verantwoorde inpassingen geven een license to operate naar de toekomst toe. Om het anders te zeggen: als we die logistieke inpassing niet goed doen, dan zijn we out of business. Er wordt dan kritischer door overheden en de maatschappij gekeken naar vergunningverlening. Ik zie genoeg kansen om logistiek vastgoed aan te wenden voor de juiste dingen in de toekomst, binnen de schaarse ruimte die er is.”
Welke mogelijkheden heeft de Port of Rotterdam om duurzaamheid op de kaart te zetten?
“We hebben diverse doelen om bijvoorbeeld onze CO2-uitstoot terug te dringen. We willen vooroplopen in de energietransitie en ons doel is om een versneller van duurzaamheid te zijn in de haven. Dat alles op een aantal manieren. Door een incentive te geven aan huurders van de erfpachtgrond die wij namens de gemeente Rotterdam, voor zeventig procent onze aandeelhouder, verhuren. We hebben in totaal ongeveer 1.500 contracten. We hebben onlangs een deel van de door inflatie gestegen huurinningen teruggegeven aan onze huurders. Daarmee kunnen zij verduurzamingsmaatregelen treffen. Daarnaast stellen we in onze contracten eisen aan partijen waar we mee samenwerken. Bijvoorbeeld om een pand minimaal met een BREEAM Excellent-label uit te rusten of daken gereed te maken voor het plaatsen van zonnepanelen. Als ruimte schaars wordt, kun je er ook meer duurzaamheidseisen aan stellen. Daar zit wel een ‘maar’ aan. Als de techniek nog niet goed is uitontwikkeld of het kost onevenredig veel investeringen, vind ik dat we als Havenbedrijf eisen niet kunnen opleggen. We moeten kwaliteitseisen kunnen uitleggen en ze moeten ook daadwerkelijk tot verbeteringen kunnen leiden.”
Vastgoed kan een rol spelen in de energietransitie. Bijvoorbeeld door daken te gebruiken voor energieopwekking of energiehubs neer te zetten.
“Ja, die mogelijkheden zijn er. Op sommige plaatsen zitten we dicht tegen netcongestie aan en op sommige plaatsen hebben we al netcongestie. Wij kijken samen met de netbeheerders Stedin en Tennet naar de vraag hoe we de netcongestie tegen kunnen gaan en of we waar relevant een energiehub neer kunnen zetten. Ook bij koel- en vrieshuizen zijn we aan het onderzoeken of ze energie terug kunnen leveren op termijn. Hoe kunnen we dit vormgeven? Die energiewereld is nog best complex. Er is specialistische kennis nodig om onze klanten zowel op de korte als lange termijn een duurzame en efficiëntie operatie te laten voeren. Om die reden hebben we energieadviseurs ingeschakeld.”
Het verwerken van circulaire retourstromen vereist meer vervoersbewegingen. Hoe kijken jullie daar naar? Hoe zou je dan die stromen moeten inrichten?
“Je moet bij die stromen vooral kijken wat het is en je afvragen wanneer activiteiten in de haven moeten plaatsen. Als op een industrieterrein in het achterland in Nederland partijen elkaar vinden omdat de ene afvalstroom van een bedrijf de grondstof is voor een andere onderneming, dan hoeft daar geen haven aan te pas te komen. Sterker nog, hoe dichterbij partijen elkaar vinden, hoe meer circulair het is. Dat gezegd hebbende, wij kennen ook clusters waarbij partijen elkaar kunnen helpen om te verduurzamen en dat juichen we van harte toe. Bijvoorbeeld bij recyclingbedrijven of in het chemiecluster. Dat principe van je buurman die jouw output gebruikt, zie je al bij restwarmte van de industrie die door huishoudens wordt gebruikt. Maar dat kunnen we natuurlijk ook toepassen bij zo’n energiehub. Dit soort oplossingen vraagt per definitie een ketenaanpak om ze van de grond te krijgen.”
Tot slot: wat wil je de deelnemers van Dilas meegeven?
“Duurzaamheid, maatschappelijke waarden en onze verdiencapaciteit in Nederland moeten hand in hand gaan. Zo goedkoop mogelijk bouwen om makkelijk geld te verdienen, is niet meer van deze tijd en dat moeten we loslaten. Je ziet dat gemeenten en regionale overheden meer eisen stellen aan het ruimtegebruik en dat is terecht. Laten we die ruimte die er nog wel is, zo goed mogelijk inpassen. Dan heb ik het niet alleen over ons eigen havenindustrieel complex, maar ook over de ruimte in ons achterland. Er komen veel goederen door de haven heen. Die goederen gaan naar het achterland. Het zou zonde zijn als die goederen niet verwerkt kunnen worden omdat we de license to operate voor logistiek vastgoed niet meer hebben. Dat is vooral een kwaliteitsvraag die we moeten vertalen als deelnemers aan Dilas. Daar verneem ik ook graag de kijk van andere deelnemers op.”
Danny Levenswaard, director Breakbulk bij de Port of Rotterdam